Eerste keer branden:
Laat de eerste keer jouw kaars branden totdat het volledige oppervlak gesmolten is,
zo voorkom je “tunneling” van jouw kaars.

Niet onbeheerd achterlaten:
Laat brandende kaarsen nooit zonder toezicht achter, vooral niet in de buurt van kinderen of huisdieren.
Ver van brandbare materialen:
Plaats kaarsen nooit in de buurt van gordijnen, papier, of andere brandbare materialen.

Stabiele ondergrond:
Zorg ervoor dat de kaars op een stevige, vlakke en hittebestendige ondergrond staat.

Tochtvrije plek:
Plaats kaarsen niet in de tocht, omdat dit kan leiden tot walmen en druipen.

Afstand tussen kaarsen & brandtijd:
Houd voldoende afstand tussen kaarsen, zodat ze elkaar niet te veel verhitten.
Brand kaarsen nooit langer dan 4 uur na elkaar om oververhitting te voorkomen.
Als de kaars lang achter elkaar brandt, komt de lont wat meer vrij en wordt de vlam sterker. Dit zie je aan de
“champignon-vorm” en grootte van de vlam, en dit zorgt ervoor dat de was sneller smelt dan nodig is. Daarnaast kan
een grote vlam zorgen dan hij gaat roken en krijg je zwarte vegen op je glas.

Goede ventilatie:
Zorg voor voldoende ventilatie in de ruimte waar de kaarsen branden, om rookontwikkeling te minimaliseren.
Lont controleren:
Knip de lont regelmatig kort (ongeveer 5 mm) voordat je de kaars aansteekt, om roken en flakkeren te voorkomen.

Verplaatsen:
Verplaats een kaars nooit wanneer deze brandt.

Bewaartemperatuur:
Bewaar kaarsen op een koele, donkere plek, uit de buurt van direct zonlicht of warmtebronnen, om smelten te
voorkomen.

Geniet van jouw geurkaars

Liefs,

Caro